In het boek staat een heel andere tekst over Schubert. Onderstaande tekst is afkomstig uit het boek 101 misverstanden die je je geld, gezondheid en verstand kosten, eveneens geschreven door Dré de Man
Er zijn twee soorten kunstenaars: bescheidenen en opscheppers. De bescheidenen maken zich kleiner, de opscheppers groter dan ze zijn. Schubert is de koning van de bescheidenen. Maar zijn laatste pianosonates zijn van Beethoveniaans formaat, zijn symfonieën eveneens en de liedcycli Die schöne Müllerin en Winterreisezijn werken van een enorme diepgang, dat vaak gezien wordt als de mooiste muziek die bestaat. Op zijn zeventiende schreef hij al Erlkönig en Gretchen am Spinnrade, hoogtepunten in de muziekgeschiedenis. Toch is Schubert voor velen om de een of andere reden een componist van eenvoudige, goed in het gehoor liggende wijsjes.
Der Lindenbaum is misschien wel het beste voorbeeld. Het lied uit de Winterreise werd zo populair dat het in een bewerking door August Linder als Am Brunnen vor dem Tore in zijn volksliedbundel terechtkwam.* Linder schrapte de prachtige inleiding door de piano en reduceerde de pianobegeleiding verder tot een eenvoudig deuntje. Linder maakte van kunst kitsch: door de pianonoten te versimpelen, liet hij de tweede laag van het werk weg. Daar komt nog bij dat in de liederencyclus Der Lindenbaum wordt voorafgegaan door vier andere liederen. Zonder de daarin vertelde voorschiedenis lijkt het vooral biedermeier heimwee in plaats van een huiveringwekkende monologue intérieur van iemand die zo gekwetst is door een liefdesafwijzing dat zelfmoord de enige uitweg lijkt.
De simplificatie door Linder staat model voor hoe Schubert in het algemeen tot een karikatuur van zichzelf teruggebracht wordt: zijn prachtige en toegankelijke melodieën lijken voor de slechte luisteraar alles wat er is, maar er zit een wereld achter. Juist die maakt Schubert tot een groot componist.
Zijn muziek laat vaak dansjes en aantrekkelijke ritmes horen en vertelt de droefste verhalen in vrolijke muzikale tonen (in majeur) en de vrolijke verhalen in mineur, met een zekere weemoed. Dat maakt zijn muziek ook emotioneel toegankelijk. Hij vertolkt heel direct gevoelens als verlangen, weemoed, verdriet en vrolijkheid; ze liggen als het ware aan de oppervlakte. Dat is goed te horen bij zijn liederen, maar ook in zijn andere muziek. Je krijgt het gevoel dat je hem kent, want je kent zijn gevoelens. Dan is het nog eens zo dat Schubert je nooit overdondert: hij laat zijn gevoelens zien maar hij dringt ze niet aan je op, hij stelt zich bescheiden op, als dienaar van de muziek en van het verhaal wat hij vertelt.
Het eerste misverstand over Schubert kent u nu. In Duitsland wordt dat samengevat met het adagium Beethoven für die Erhebung, Schubert für die Erholung. Maar er zijn er veel meer. Zo was Schubert niet de ontdekker van het lied als kunstvorm. Haydn, Mozart en Beethoven hebben ook kunstliederen geschreven en sommige van de liederen zoals Abendempfindung en Adelaïde hebben een behoorlijk hoog niveau. Wel geldt Schubert weer terecht als de koning van het lied en niet alleen door de kwantiteit. Het bijzondere van zijn liederen is vooral, dat tekst en muziek en dus ook de zangpartij en de pianopartij, zo gelijkwaardig zijn. Zanger en pianist vertellen samen een verhaal. Vóór en vaak ook na Schubert was de pianopartij echt een begeleiding: als de zanger zong, hoorde je weinig van de piano óf de pianobegeleiding was gewoon een verdere uitwerking van het muzikale idee van de stem. Zo niet bij Schubert; de pianopartij vertelt de andere helft van het verhaal: hij laat het spinnewiel horen, laat horen het beekje stroomt, voert het beekje op als sprekend personage, vogels, kettingen, posthoorns, de stok van een blinde, je kunt het zo gek niet verzinnen of Schubert tovert het uit de pianonoten. Maar de pianonoten onderstrepen ook gevoelens waarvan de protagonist zich nauwelijks bewust is. Zo vertelt de zanger in Ungeduld wat hij allemaal wil doen om haar zijn liefde te laten zien – op een zeer introverte en ineffectieve manier – maar het echte ongeduld en zijn echte liefde hoor je in de pianonoten die zijn hartslag weergeven. Soms geeft de piano ook commentaar: de zanger stelt een vraag en de piano antwoordt – of zwijgt soms zelfs zoals in het geval van Der Neugierige waarna de zanger zegt: waarom blijf je stom?
Schubert was bescheiden en verlegen, maar gelukkig compenseerde zijn liefde voor muziek en literatuur én de romantiek dat in voldoende mate om zijn werk in het openbaar uit te voeren en het te publiceren. Schubert leefde in een fascinerende tijd. Hij stond aan het begin van de romantiek – althans in Wenen, want in Duitsland en Frankrijk waren ze al een stuk verder. Alle aspecten die hem zo modern en zo interessant voor jongeren en adolescenten maken, waren in zijn tijd nieuw. Gevoeligheid was iets wat niet of nauwelijks getoond werd en al helemaal niet door mannen. Zelfs de glimlach was een romantische uitvinding: tot daarvóór gold het lachen met open mond als iets onnozels – al moet daaraan worden toegevoegd dat de meeste mensen ook zulke lelijke tanden hadden dat het tonen ervan bepaald niet bijdroeg tot het ontstaan van romantische gevoelens. We hebben aan Schubert ook de woorden die het meest kenmerkend zijn voor de romantiek te danken. In Der Wanderer maakte Schubert de woorden ‘Dort wo du nicht bist, dort ist das Glück’ onsterfelijk. Zonder Schubert was dat nooit gelukt want in hun oorspronkelijke vorm: ‘Du bist dort wo das Glück nicht ist’ maakten ze geen enkele indruk.
Helaas worden Schuberts liederen vaak gezien als lesmateriaal voor beginners. Ook dat is deels een misverstand. De liederen waren en zijn zeer populair onder amateurs en werden aanvankelijk vrijwel alleen in dat circuit uitgevoerd. Toch komen zijn liederen pas echt tot hun recht als ze uitgevoerd worden door een zeer goede zanger. Schubert zelf heeft niet voor niets veel moeite gedaan om de operazanger Vogl zo ver te krijgen dat deze op de Schubertiades zijn liederen ten gehore bracht – in plaats van Schubert zelf, die een redelijke, maar niet bijzondere tenorale bariton had. Daarbij gaat het niet alleen om de stem maar ook en vooral om het begrip van tekst en muziek. Iets soortgelijk geldt en misschien nog meer voor de pianopartijen. Bij een middelmatige pianist verdwijnt een belangrijk deel van dat wat Schuberts liederen bijzonder maakt; dan blijft van de pianopartij alleen het oppervlakkige over. Omgekeerd lijkt het wel alsof sommige Oost-Europese pianisten als Sviatoslav Richter, Naum Grubert en Irina Sisoyeva de pianonoten een extra dimensie geven die de muziek een emotionele diepgang verlenen die zelden hoorbaar is. Misschien heeft u een andere persoonlijke voorkeur maar voor veel liederen en zeker voor werken als Erlkönig (Brendel weigerde het zelfs te spelen omdat het moordend voor zijn polsen zou zijn) is de pianist in ieder geval van groot belang.
Franz Schubert wordt ook vaak gezien als een vrolijk mens, die voortdurend met zijn vrienden feestvierde. Ook dat is een misverstand. Hij schreef over zichzelf dat hij de meest miserabele, ongelukkige mens op aard moest zijn. Schubert sliep ‘s ochtends niet zijn katers uit maar hield zelfs zijn bril in bed op om in alle vroegte meteen te kunnen gaan componeren. Dat hield hij een hele werkdag vol en pas daarna zocht hij het vrolijke gezelschap van zijn vrienden op. Maar Schubert was sowieso meer degene die met zijn muziek anderen hielp om vrolijk te worden dan dat hij het zelf was.
Nog een populair misverstand: Schuberts liederen horen gezongen te worden door een bariton. De meeste liederen heeft Schubert echter uitdrukkelijke geschreven in de tenorligging. Er zijn een paar liederen voor bas en voor sopraan, maar dat is een minderheid. Er zijn wel vrij veel baritons en een enkele bas die zijn liederen op hoog niveau hebben uitgevoerd. Fischer-Dieskau worstelde echter vaak met de transposities omdat hij aan de ene kant de piano niet te veel in de discant wilde laten spelen maar aan de andere kant niet steeds tegen de bovenkant van de passagio wilde aan zingen. Bij sopranen is er weer een ander probleem: de afstand tussen piano en stem is een octaaf te groot en daar valt niets aan te doen.
Onder iets oudere musici én onder jongere musici die geloven in authentieke muziekpraktijken, zie je dan weer het misverstand dat Schubert een componist is uit het classicisme. Schubert zit echter tussen classicisme en romantiek in en dat wil zeggen dat hij in zijn eerste liederen nog erg lijkt op Haydn en in zijn laatste liederen erg op Schumann. De preciezen hebben hier dus in ieder geval voor een deel van zijn liederen ongelijk. Bij de rekkelijken zou je kunnen argumenteren dat die de liederen zo uitvoeren zoals Schubert ze kort voor of na het eind van zijn leven ook uitgevoerd zou hebben.
Misschien is het grootste misverstand wel dat we Schubert denken te kennen. Voor beginners is er echt een hele wereld, aan gevoelens, ervaringen maar ook aan muzikale rijkdom die er te ontdekken valt. Een enorm palet aan gevoelens die heel modern zijn zoals vervreemding, onbeantwoorde liefde, bijna naïeve verliefdheid maar ook ontrouw en, ach alles wat je op Netflix kunt vinden, kom je ook tegen bij Schubert, zeker in zijn teksten.
Maar ook voor kenners en professionele musici is er nog veel te ontdekken bij Schubert. Dat is het ook wat Schubert een bijzonder kunstenaar maakt: doordat hij veel dingen zowel aan als onder de oppervlakte verbergt, is er zo vreselijk veel nog onbekend. Neem een partituur in je hand en kijkt goed naar tekst en muziek en je zult iets nieuws leren. Maar wat je eigenlijk ontdekt is de ongelofelijk geniale manier waarop Schubert telkens weer in staat blijkt gevoelens die tegelijk nieuw en van alle tijden zijn in direct tot het hart sprekende muziek om te zetten.
(Deze tekst is geschreven door Dré de Man voor zijn boek 101 misverstanden die je je geld, gezondheid en verstand kosten.)
Noten/opmerkingen:
Linder vergreep zich trouwens ook aan Liszts Die Lorelei
De muziek van Linder vindt u hier: https://imslp.org/wiki/Der_Lindenbaum_(Silcher,_Friedrich)
Voor de romantiek van de glimlach, zie Colin Jones: The smile revolution in Eighteenth century Paris, Oxford University Press